1e Bestuursrapportage
portal

Voortgang realisatie programma's

Programma 5 Wmo, Jeugdzorg en Participatiewet

Wat mag het kosten?

Programma 5 Wmo, Jeugdzorg en Participatie

Mutaties grootste afwijkingen (> € 25.000) per taakveld

2020

2021

2022

2023

a.

Begeleide participatie

545.000

500.000

500.000

500.000

b.

Maatwerkdienstverlening 18-

1.962.265

1.962.265

1.962.265

1.962.265

Diverse taakvelden:

c.

Actualisatie personeelslasten

-9.331

-27.975

-27.975

-30.234

d.

Meicirculaire 2020

63.280

0

0

0

e.

Aanspraak stelpost prijsstijging

43.997

43.997

43.997

43.997

f.

Herijking budget 3D

0

0

0

0

g.

kleine verschillen

-1.811

-1.811

-1.811

-1.811

Totaal

2.603.400

2.476.476

2.476.476

2.474.216

  1. Taakveld Begeleide participatie (structureel nadeel 2020 € 545.000 en vanaf 2021 € 500.000)

In de kadernota 2021 bent u al geïnformeerd over de structureel gestegen uitgaven Wmo van ca. € 500.000 vanaf 2019. Deze extra uitgaven konden in 2019 gedekt worden binnen het programma en met de extra inkomsten uit de mei-circulaire. Voor 2020 zijn deze uitgaven niet gebudgetteerd. Om in 2020 de noodzakelijke uitgaven te kunnen doen, moet het budget vanaf 2020 structureel aangevuld worden met € 500.000.

Ook bent u in de kadernota 2021 geïnformeerd over de verdeelsystematiek van de inleenvergoeding voor Werkzaak. Bij de huidige systematiek komen de kosten nu onevenredig zwaar ten laste van de gemeente Tiel. Eenmalig worden de kosten voor de inleenvergoeding voor het jaar 2020 herverdeeld, waardoor er een incidenteel nadeel van € 45.000 voor Neder-Betuwe wordt voorzien ten opzichte van de vastgestelde begroting. Een eventuele structurele doorwerking hangt af van de evaluatie van de herverdelingssystematiek Werkzaak, die op dit moment gaande is.

  1. Taakveld Maatwerkdienstverlening 18- (structureel nadeel € 1.962.265)

In de kadernota 2021 bent u geïnformeerd over de gestegen uitgaven van uiteindelijk  € 2 miljoen op de Jeugdzorg in 2019. Voor 2020 zijn deze uitgaven niet gebudgetteerd. Om in 2020 de noodzakelijke uitgaven te kunnen doen, moet het budget vanaf 2020 structureel aangevuld worden met € 2.000.000.

De beschikbare budgetten voor het sociaal domein zijn via de decembercirculaire (Z/20/068059/UIT/20/129061) structureel licht naar beneden bijgesteld. Vanaf 2020 betreft dit een structureel bedrag van € 37.735. Het voordeel op dit taakveld moet u in relatie zien met het nadeel bij programma Algemene Dekkingsmiddelen, waarin het effect van de uitkering van het gemeentefonds is verwerkt.

  1. Actualisatie personeelslasten (structureel voordeel 2020 € 9.331 oplopend naar € 30.234 in 2023)

Bij de kadernota 2021 bent u al geïnformeerd over de effecten van de actualisatie van de personeelslasten In deze bestuursrapportage worden de lasten verwerkt over de diverse taakvelden onder programma 1, 3, 5, Algemene Dekkingsmiddelen en onder de kleine verschillen bij programma 2, 4 en 6. Voor verdere details verwijzen wij u naar de uitgebreide toelichting in de kadernota 2021 op pagina 10.

  1. Meicirculaire (incidenteel nadeel € 63.280)

Bij de kadernota 2021 bent u al geïnformeerd over de uitkomsten van de meicircualire 2020 (nadeel 2020 € 113.521). Het effect voor programma 5 voor het jaar 2020 ziet u hier verwerkt en deze gaat over verschillende taakvelden. Deze last moet u in relatie zien met het nadeel (€ 50.241), opgenomen onder het programma Algemene Dekkingsmiddelen (meicirculaire). Voor verdere detailinformatie verwijzen wij u naar de bijlage Informatie meicirculaire 2020 op pagina 39 van de kadernota 2021. Structureel zal de uitkomst van de meicirculaire in de begroting 2021 verwerkt worden.

  1. Aanspraak stelpost prijsstijging (structureel nadeel € 43.997)

In de begroting is jaarlijks een stelpost prijsstijging opgenomen waaruit geraamde budgetten kunnen worden bijgesteld als daarvoor een gedegen onderbouwing bestaat. Het nadeel dat u hier ziet moet u in relatie zien met het voordeel opgenomen onder de Algemene Dekkingsmiddelen. Daarom gaat het om een budgettair neutrale bijstelling.

  1. Herijking budget 3D (budgettaire neutraal)

Er is een inschatting gemaakt welke budgetten voor 2020 en volgende jaren nodig zijn en in hoeverre budgetten moeten worden herijkt. Het beoogde effect hiervan is dat de in de begroting 2020 opgenomen budgetten beter aansluiten op de werkelijkheid.

Onderstaande tabel geeft de werkelijke uitgaven in 2019, de budgetten zoals die nu in concept in de begroting 2020 meerjarig zijn verwerkt, en de budgetten na herijking.

werkelijk 2019

conceptbegroting 2020
op basis van besluitvorming kadernota 2021

begroting 2020
na herijking in 1e bestuursrapportage

Wmo

5.946.709

5.905.040

5.890.952

Jeugd

9.189.314

9.959.028

9.941.628

Participatiewet

2.878.921

3.136.886

3.168.373

Totaal

18.014.944

19.000.953

19.000.953

In de conceptbegroting is verwerkt:

  • Een bijraming van € 500.000 op de Wmo op basis van het resultaat 2019;
  • Een bijraming van € 2.000.000 op Jeugd op basis van het resultaat 2019;
  • Een bijraming op basis van indexeringen, die ten laste zijn gebracht van de stelpost prijsstijgingen.

Niet in de conceptbegroting verwerkt zijn de tarievenstijgingen op Wmo zorg (zorg in natura en pgb), Wmo huishoudelijke hulp (zorg in natura en pgb) en jeugdzorg (zorg in natura en pgb). Op deze tarieven is de OVA-index van toepassing, die voor het jaar 2020 is vastgesteld op 2,52%. Ook niet in de aanspraak opgenomen zijn de eventuele tarievenstijgingen binnen het landelijk transitiearrangement jeugd.
In de begroting 2020 en later is een niet-autonome stijging van uitgaven exclusief indexering meegenomen. In een zogenaamde disclaimer in de kadernota is hiervoor aandacht van uw raad gevraagd. De indexering gaat over de reële stijging van de te verwachten uitgaven, die niet binnen de bestaande budgetten kunnen worden opgevangen.
Het mogelijk aanvullende financiële nadeel van deze tarievenstijgingen zal worden verwerkt in de jaarrekening 2020.

Ontwikkelingen Wmo, Jeugd en Participatiewet
Binnen Wmo, Jeugd en Participatiewet is een aantal ontwikkelingen te zien, die op dit moment nog niet financieel kunnen worden vertaald en daarom onderstaand met tekst worden toegelicht.

Ten aanzien van Wmo en Jeugd geldt dat wij ontwikkelingen zien in aantallen cliënten en in financiële verplichtingen. Op dit moment kunnen wij geen uitspraken doen  welk effect (of en zo ja) deze ontwikkelingen op de werkelijke uitgaven in 2020 hebben, omdat wij in ons financiële systeem op dit moment niet kunnen weten in hoeverre de betaling van de facturen actueel is of in hoeverre een verplichting zich vertaalt naar realisatie. In de kadernota 2021 is opgenomen dat wij gaan investeren in budget in evenwicht en dat wij met behulp van externe ondersteuning onder andere een voorspellende monitor willen realiseren.  

Ontwikkelingen Wmo

Wmo zorg
Ten opzichte van 2019 zien we in 2020 een aanzienlijke toename in de aantallen afgenomen voorzieningen en in financiële verplichtingen. Relatief gezien wordt er meer gebruik gemaakt van individuele begeleiding dan van groepsbegeleiding. Met uitzondering van groepsbegeleiding en specialistisch vervoer zien we de financiële verplichtingen op alle typen van zorg toenemen. De grootste toename in zowel aantallen als financiële verplichtingen doet zich voor op specialistische individuele zorg.
Hoewel het aandeel pgb binnen Wmo zorg relatief klein is, is ook hier sprake van een noemenswaardige toename in aantallen voorzieningen en in financiële verplichtingen.

Wmo huishoudelijke ondersteuning
In 2019 was een betekenisvolle stijging zichtbaar in het aantal huishoudens dat gebruik maakt van huishoudelijke hulp en in de financiële verplichtingen. In het eerste kwartaal van 2020 leek de stijgende lijn zich te stabiliseren, maar in het derde kwartaal zet de stijgende lijn gestaag door. Dit lijkt te duiden op een tijdelijk ‘corona-effect’.

Vanaf mei 2020 wordt gewerkt met een nieuwe beleidsregel voor huishoudelijke ondersteuning. Deze beleidsregel heeft als doel dat de indicaties volgens vaste en actuele richtlijnen worden gesteld. Wij verwachten dat het aantal uren huishoudelijke ondersteuning dat per huishouden wordt toegekend hiermee zal afnemen. Vanaf 1 januari 2021 start een nieuwe overkomst met zorgaanbieders en wordt de beleidsregel ook op alle bestaande indicaties toegepast.
De invoering van de beleidsregel en het aanpassen van de bestaande indicaties veroorzaken aan de andere kant mogelijk wel meerkosten, die worden veroorzaakt door de juridische afhandeling van eventuele bezwaren en de extra inzet van consulenten om de indicaties te wijzigen.  

Met ingang van 2021 wordt met een nieuwe aanbesteding van huishoudelijke ondersteuning ook een nieuw tarief vastgesteld. De hoogte van dit tarief is bepaald naar aanleiding van een regionaal onderzoek, uitgevoerd door BMC. Dit tarief ligt hoger dan de huidige tarieven en heeft daarmee ook financiële gevolgen.

De financiële gevolgen op het gebied van huishoudelijke ondersteuning worden onder andere bepaald door de toename in het aantal huishoudens met huishoudelijke ondersteuning, de invoering van de beleidsregels huishoudelijke ondersteuning en het nieuwe tarief per 1 januari 2021. Het gezamenlijke effect van deze ontwikkelingen zal worden gevolgd en nader onderzocht.

Wmo voorzieningen
In 2019 was een betekennisvolle stijging zichtbaar in het aantal inwoners dat een beroep op de Wmo doet voor een traplift of een scootmobiel. Deze stijgende lijn zet zich ook in 2020 door.

Ontwikkelingen Jeugd
Als ontwikkeling hebben wij eerder gezien en gecommuniceerd dat het aantal unieke cliënten afneemt, maar dat de kosten per unieke cliënt toenemen. Op de presentatie op de college-informatieavond van 17 juni j.l. hebben wij als aanvullend beeld gecommuniceerd dat het totaal aan financiële verplichtingen afneemt. Omdat de afname van de financiële verplichtingen ten opzichte van 2019 in 2020 dermate substantieel is, achten wij het noodzakelijk om uw raad alvast over deze ontwikkeling te informeren. Met de kanttekening dat wij hieraan nog geen conclusies kunnen verbinden over de werkelijke uitgaven in 2020 en of de ontwikkeling een tijdelijk of structureel karakter heeft.

De afname van de financiële verplichtingen gaat vooral over de categorie jeugdhulp zonder verblijf. De ontwikkeling binnen deze categorie is lastig te duiden, want

  1. Dit is een grote categorie met veel onderliggende producten, die inhoudelijk sterk uiteenlopen. Dat maakt dat ontwikkelingen binnen deze categorie lastig te interpreteren zijn.
  2. Ook zijn er veel factoren van invloed op het gebruik van de producten binnen deze categorie en dat maakt het lastig te duiden of deze ontwikkelingen van tijdelijk of structureel zijn.
  3. Op dit moment ontbreekt een referentiekader om de ontwikkelingen in het gebruik van jeugdhulp te duiden. Wij zijn dit jaar gestart met een monitor Wmo & Jeugd met als doel  over meer jaren heen trends te kunnen ontdekken. Wij verwachten dat deze monitor ons in de toekomst van het gewenste referentiekader zal gaan voorzien.

Zoals reeds gecommuniceerd op de college-informatieavond van 17 juni j.l. zien wij de financiële verplichtingen voor jeugdhulp met verblijf en voor inzet gecertificeerde instellingen (GI’s) voor jeugdbescherming, jeugdreclassering en activiteiten in het preventief justitieel kader toenemen.

Ontwikkelingen Participatiewet

Inkomensvoorzieningen

Sinds maart zijn coronamaatregelen van kracht die naar verwachting een negatieve invloed gaan hebben op het bijstandsbestand. Door baanverlies zullen mensen sneller afhankelijk worden van bijstand enerzijds en anderzijds zullen bijstandsgerechtigden minder snel uitstromen naar werk. Hoe groot de impact zal zijn, is lastig te voorzien. Daarnaast is het onzeker hoe de conjuncturele ontwikkelingen verwerkt gaan worden in de rijksbijdrage. Een budgetbijstelling voor Inkomensvoorzieningen zullen wij voor zowel de lasten- als de batenkant op hetzelfde moment in het eerstvolgende P&C-document verwerken.

Werkzaak
Op dit moment wordt binnen de GR Werkzaak een bestuurlijke discussie gevoerd over de verdeling van kosten over deelnemende gemeenten. De uitkomsten zijn nog niet helder, maar voor 2020 is een hogere bijdrage aan uitvoeringskosten te verwachten dan begroot. Dit zal worden verwerkt in de reguliere planning en controlcyclus voor de GR Werkzaak.

  1. Overige kleine verschillen (structureel voordeel € 1.811)

Kleine verschillen behoeven geen toelichting.

Deze pagina is gebouwd op 10/08/2020 15:18:04 met de export van 10/08/2020 15:11:54